3 Kasboeken als de basis van geld
Veel mensen denken dat het concept van geld begint met fysieke objecten zoals munten of schelpen, maar in werkelijkheid begint het al eerder: bij een kasboek.
Een kasboek is een overzicht van transacties en wordt gebruikt om bij te houden wie wat bezit. De oudst bekende kasboeken zijn meer dan 5.000 jaar oud en komen uit het oude Mesopotamië, in de vorm van kleitabletten. Volgens Encyclopedia Britannica is het Soemerisch de oudste vorm van schrijven die er bestaat, en de vroegste voorbeelden hiervan waren kleitabletten die transacties van goederen registreerden.1 Op die tabletten stonden afbeeldingen van diverse producten met puntjes ernaast, die de hoeveelheden aangaven. Met andere woorden, de eerste zaken die mensen met hun vroege proto-schriften optekenden, waren lijsten van eigendom, krediet en transacties.2
1 Ignace Gelb, Sumerian Language.
2 William Goetzmann, Money Changes Everything: How Finance Made Civilization Possible, 15-25.
Toch is het idee van een kasboek eenvoudiger dan je misschien denkt. Voor de uitvinding van het schrift bestonden er namelijk al mondelinge kasboeken in het geheugen van mensen. Zodra iemand een ander iets verschuldigd was, formeel of informeel, hielden mensen een eenvoudig mondeling overzicht bij.
Neem een hedendaags voorbeeld: stel je een broer en zus voor, Alice en Bobby. Ze zijn oud genoeg om thuis taken te krijgen en naarmate hun leven complexer wordt, moeten ze soms hun planning aanpassen. Alice heeft bijvoorbeeld een avondje uit gepland met vrienden en stelt Bobby voor om haar taken van die dag over te nemen. In ruil neemt zij morgen die van hem over. Zodra hij hiermee instemt, maken ze meteen een eenvoudig mentaal kasboek aan, en dus een vorm van krediet. Alice is Bobby nu een specifiek takenpakket verschuldigd. Dit is alleen afdwingbaar via vertrouwen en reputatie: als Alice haar schuld niet nakomt, zal Bobby in het vervolg waarschijnlijk niet meer met haar willen ruilen. Blijft hun ruilhandel beperkt, dan volstaat een mondeling kasboek, maar als hun planning steeds ingewikkelder wordt en ze vaker taken ruilen, kunnen ze een kalender gebruiken als geschreven kasboek. Het kasboek bevat dan geen specifieke monetaire eenheid, maar blijft een eenvoudige ruilmethode. De ‘eenheden’ in dit geval zijn de taken zelf, en het kasboek houdt alleen bij welke taken in de loop van de tijd worden uitgewisseld, als een vorm van krediet.
Stel je een groep jagers voor, tienduizenden jaren geleden in een stam, die nauwgezet bijhielden hoeveel prooien ze hadden gedood en informeel registreerden wie welke gunst had verleend. Overal ter wereld ontwikkelden stammen – en doen dat soms nog steeds – uiteenlopende methoden om zowel formele als informele leiders te kiezen, waarbij vaak meritocratische principes de boventoon voerden. Of het nu bewust of onbewust gebeurt, mensen letten op elkaars handelen en reputatie om te bepalen wie als waardevolle aanwinst wordt gezien en wie mogelijk als last fungeert.
Vroege menselijke sociale groepen bestonden doorgaans uit slechts enkele tientallen individuen die samen een stam vormden. Dergelijke samenlevingen, vaak met een gemeenschappelijke cultuur, beschouwden zichzelf als onderdeel van een grotere, onderling verbonden tribale gemeenschap. In een hechte groep waarin iedereen elkaar kent, is geld overbodig – een mondeling, op het geheugen gebaseerd kasboek volstaat om gunsten bij te houden. Op deze informele wijze wordt meestal duidelijk wie zijn steentje bijdraagt en wie niet, waardoor een strikte boekhouding niet nodig is. Doorgaans bestaat zo’n groep uit familie en vrienden, waardoor het kasboek los, flexibel en onprecies is.3
3 Justin Pack, Money and Thoughtlessness, 51-70.
Toen ik nog als ingenieur werkte, gingen enkele collega’s en ik regelmatig samen lunchen. We hielden op informele wijze bij wie er telkens met de auto reed in onze kleine groep, zodat er een zekere balans bleef bestaan. Hoewel we dit niet opschreven, fungeerde het als een gezamenlijk mentaal kasboek. Vergelijkbare praktijken kwamen onder meer voor wanneer collega’s elkaar naar de autogarage of het vliegveld brachten, of wanneer iemand tijdelijk krap bij kas zat en een kleine som contant leende – bijvoorbeeld bij het splitsen van een restaurantrekening, wat destijds vaker gebeurde. Deze gunsten werden niet verleend met de gedachte: ‘Ik doe dit nu voor jou, maar jij moet later iets voor mij doen.’ Men bood de hulp simpelweg met plezier aan, in de veronderstelling dat als er later een wederzijdse gunst werd gevraagd, de ander graag tegemoet zou komen.
Uit uitgebreid antropologisch onderzoek onder jager-verzamelaarstammen blijkt dat cadeaugericht gedrag een terugkerend thema is. Hoewel culturen van elkaar verschillen, zijn mensen die elkaar kennen over het algemeen bereid cadeaus en gunsten te schenken, in de verwachting dat anderen op hun beurt ook hun deel zullen bijdragen.4 Dit wederzijds geven vormt immers een fundamenteel aspect van vriendschap.5
4 Zie bijvoorbeeld Marcel Mauss, The Gift; Marshall Sahlins, Stone Age Economics; en Paul Einzig, Primitive Money.
5 Elise Berman, Avoiding Sharing.
De dynamiek verandert echter zodra we in aanraking komen met mensen die we niet goed kennen of vertrouwen, of met degenen die we wellicht nooit meer zullen ontmoeten. In een primitieve omgeving kan de ontmoeting tussen twee groepen niet alleen leiden tot conflicten of geweld, maar opent zij tegelijkertijd de deur naar handel.
Directe ruilhandel vormt een logische eerste stap in transacties met mensen die we niet goed kennen. In plaats van hen een informeel giftkrediet te verlenen – zoals we dat bij familie en vrienden doen – streven we ernaar elke transactie direct af te ronden, omdat de kans groot is dat we hen nooit meer tegenkomen.
Twee groepen komen oog in oog te staan; beiden beschikken over middelen en bezitten mogelijk een zekere mate van geweldspotentieel. Door middel van eenvoudige communicatie – via gebaren of basale taal – ruilen zij goederen uit. Zo kan het voorkomen dat de ene groep een overschot aan speren heeft maar behoefte aan vachten, terwijl de andere groep juist extra vachten bezit én speren mist. Door ter plaatse vachten voor speren om te wisselen, profiteren beide partijen. Antropologen hebben diverse gevallen van geritualiseerde handel tussen jager-verzamelaarstammen waargenomen, waarbij handel soms tevens bedoeld was als een manier om huwelijks- of partnerschapsbanden te smeden.
Wanneer in een regio nog geen ritueel is gevormd tussen groepen van vergelijkbare omvang en ze elkaar willekeurig tegenkomen, is de kans groot dat een handelspoging faalt. Dit fenomeen – het ontbreken van een samenvallen van behoeften – houdt in dat voor succesvolle ruil beide partijen een overschot moeten hebben van hetgeen de ander verlangt. Hebben beide partijen bijvoorbeeld een tekort aan speren, of juist aan vachten, dan mislukken de transacties. Er zijn simpelweg meer combinaties die tot een mislukte handel leiden dan tot een geslaagde ruil.
Handelen met bekende personen uit onze naaste kring is veel eenvoudiger dan zaken doen met vreemden. Met familie en vrienden rust een diepgeworteld vertrouwen, wat fungeert als een vorm van flexibel sociaal krediet. Iemand kan mij om een gunst vragen en ik ben bereid die te verlenen, zelfs als ik op dat moment zelf geen directe behoefte heb. Ik beschik mogelijk ruim over voedsel, vachten of gereedschap, maar als een dierbare in een penibele situatie verkeert, help ik hem of haar graag.6
6 Paul Seabright, The Company of Strangers: A Natural History of Economic Life, 2-5, 91-105.
Dit informele krediet geef ik aan degenen die ik ken, niet alleen vanwege het warme gevoel dat het oproept, maar ook omdat ik verwacht dat er ooit een moment komt waarop ik zelf ondersteuning nodig heb. Misschien word ik ziek, raak ik gewond of ervaar ik een andere tegenslag, en ben ik tijdelijk niet in staat voor mezelf te zorgen. Dan hoop ik op de hulp van diegene aan wie ik eerder een gunst heb verleend. Door herhaaldelijk gunsten te verlenen, vergroot ik zowel mijn sociale status als mijn zekerheid binnen de groep. Deze logica geldt ook in de moderne tijd wanneer wij vrienden, buren en familieleden ondersteunen.
Hoewel mijn motieven deels geworteld zijn in een onbewust biologisch mechanisme – gevormd door duizenden generaties waarin sociale verbondenheid overleven en gedijen mogelijk maakte – spelen er ook weloverwogen, mentale berekeningen mee. Door een gunst te verlenen, versterk ik de band binnen de hele gemeenschap en bouw ik een persoonlijke verzekering of sociaal krediet op voor mijzelf en mijn naaste familie. Op momenten van overvloed verleen ik diensten of middelen, waarmee ik krediet opbouw in het collectieve sociale kasboek. Dit informele systeem van sociaal krediet is dé oplossing voor het probleem dat binnen hechte kringen vaak het ‘samenvallen van behoeften’ ontbreekt. Met flexibel sociaal krediet kunnen we elkaar moeiteloos helpen, ook als de ander op dat moment zelf niets nodig heeft.
In een studie uit 2010, Wealth Transmission and Inequality Among Hunter-Gatherers, waarin een breed scala aan bestaande literatuur is onderzocht, stelden de onderzoekers dat sociale verzekering soms gebaseerd kan zijn op de reputatie van de persoon in nood en de kwaliteit van diens sociale netwerk:
De meeste volwassenen in jager-verzamelaarsamenlevingen dragen actief bij aan voedselproductie en -verwerking, evenals aan de fabricage en het onderhoud van gereedschappen. Bovendien is de zorg en voorziening voor kinderen over het algemeen een ouderlijke plicht. De meeste van deze arbeidsvormen vereisen aanzienlijke kracht en uithoudingsvermogen, visuele scherpte en andere aspecten van een goede gezondheid. Als gevolg hiervan verwachten we dat lichamelijk welzijn van essentieel belang is voor succes en voorspoed. Anderzijds, degenen die periodiek lijden aan suboptimale lichamelijke eigenschappen kunnen meestal rekenen op hulp van anderen in de vorm van voedsel, kinderopvang en bescherming bij geschillen. Deze sociale verzekering is normatief en alom beschikbaar, maar er zijn aanwijzingen dat de kwaliteit van dergelijke hulp zal variëren volgens de ‘relationele rijkdom’ (reputatie, omvang en kwaliteit van het sociale netwerk) van de behoeftige of het huishouden.7
7 Eric Smith et al., Wealth Transmission and Inequality Among Hunter-Gatherers, 21.
Aan het begin van de beroemde film The Godfather vraagt een man een gunst aan Vito, de maffiabaas, en Vito stemt daarin toe. In plaats van geld vraagt Vito in ruil een ongespecificeerde wederdienst in de toekomst, oftewel flexibel sociaal krediet. Dat doet hij omdat de man nú iets van hem nodig heeft, terwijl Vito op dat moment niets van die man verlangt. Toch ziet Vito hem als iemand uit zijn bredere gemeenschap. Vito verzamelt gunsten en roept ze in wanneer dat hem uitkomt. Later in de film doet hij dat ook daadwerkelijk: hij heeft dan behoefte aan iets wat hij eerder niet nodig had, en deze man is precies de geschikte persoon om daarin te voorzien. Op die manier maximaliseert hij de relationele rijkdom van zijn familie met een uitgebreid kasboek aan gunsten, die fungeren als een kredietgebaseerde valuta in de schaduweconomie van de maffia.
Om terug te keren op ons handelsvoorbeeld tussen losstaande groepen: wat kunnen ze aanbieden, aangezien ze de optie van flexibel sociaal krediet of kasboeken missen (ze vertrouwen elkaar niet en zien elkaar na deze ontmoeting misschien nooit meer)? Als ik in hun situatie was, zou ik dan iets bij me kunnen hebben dat vrijwel iedereen altijd wil? Met andere woorden, wat is het meest verkoopbare goed? Voor veel stammen bleken schelpen het antwoord.
Schelpen, vooral exemplaren die waren gesneden en gepolijst tot sierkralen, ontwikkelden zich duizenden jaren geleden in diverse regio’s tot een vorm van geld. Ze hadden een esthetische functie en lieten zich eenvoudig omzetten in armbanden, riemen of oorbellen, konden op kleding worden genaaid of in het haar worden gedragen. Het grote voordeel van schelpen als ruilmiddel is dat ze klein, schaars en duurzaam zijn. Ze aan een touw rijgen bood extra gemak: zo hoefde men ze niet constant in de hand te houden en waren ze makkelijker te vervoeren.
In zijn essay uit 2002, Shelling Out: The Origins of Money, gaat Nick Szabo uitgebreid in op de drijfveren achter het ontstaan van schelpen en ander verzamelbaar protogeld. Hij vatte het als volgt samen:
De voorlopers van geld, naast taal, stelden vroege moderne mensen in staat om problemen van samenwerking op te lossen waar andere dieren niet toe in staat zijn, inclusief problemen van wederzijds altruïsme, familiaal altruïsme en het beteugelen van agressie. Deze voorlopers deelden zeer specifieke kenmerken met non-fiat valuta en waren niet alleen symbolische of decoratieve objecten.8
8 Szabo, Shelling Out.
Langs de Pacifische kust van Noord-Amerika verzamelden stammen dentalium-schelpen die sterk op tanden lijken. Deze fungeerden als betaalmiddel tot in het verre North Dakota, diep landinwaarts. Dentalium, dat van nature open buisjes met twee openingen vormt, werd vaak tot lange strengen aaneengeregen. Sommige stamleden hadden tatoeages op hun armen die ze voor transacties als meetlat gebruikten. Andere stammen specialiseerden zich in het opduiken van deze schelpen uit diepe wateren.9
9 Dror Goldberg, Famous Myths of ‘Fiat Money’, 962-963.
10 Marc Shell, Wampum and the Origins of American Money.
Aan de Atlantische kust gebruikte men een ander type schelp, wampum genaamd. Deze werd vervaardigd uit mosselschelpen en vereiste een flinke bewerking, waaronder polijsten en het boren van kleine gaatjes met een boogboor, zodat ze aan elkaar geregen konden worden. De makers van deze kralen zagen ze doorgaans niet primair als ‘geld’; ze werden vereerd omdat ze ooit van levende wezens afkomstig waren en werden vaak voor ceremoniële doeleinden ingezet. Zo gebruikte men ze bijvoorbeeld om kostbare riemen te maken ter bezegeling van verdragen en andere belangrijke gebeurtenissen. Andere stammen, en later ook kolonisten, gingen de kralen echter wel als geld of als waardeopslag en statussymbool gebruiken. Lokale stammen legden er in de loop van de tijd flinke voorraden van aan.10
Ook in sommige streken van Afrika en Azië rond de Indische Oceaan waren kaurischelpen om soortgelijke redenen in gebruik als geld. Internationale handelaren brachten kaurischelpen mee voor de handel, en dit gebruik bleef nog eeuwenlang uitgebreid gedocumenteerd.11
11 Bin Yang, The Rise and Fall of the Cowrie Shell: The Asian Story.
Hoewel schelpen tot de meest gangbare vormen van protogeld behoorden, bestond er nog ander kralengeld. Zo gebruikte men sieraden van struisvogeleierschalen of snoeren met tanden van grote roofdieren, zoals leeuwen of wolven, die een vergelijkbare rol speelden. In Shelling Out geeft Szabo het voorbeeld van de !Kung:
Net als de meeste jager-verzamelaars brengen de !Kung het grootste deel van het jaar door in kleine, verspreide groepen en enkele weken van het jaar in een samenkomst met meerdere andere groepen. Deze samenkomst is als een kermis met extra functies – handel wordt volbracht, allianties worden verstevigd, partnerschappen versterkt en huwelijken gesloten. De voorbereiding op deze samenkomst gebeurt door middel van de productie van verhandelbare items, deels utilitair maar voornamelijk van een verzamelbare aard. Het ruilsysteem, hxaro genaamd door de !Kung, omvat een uitgebreide handel in kralensieraden, waaronder hangers gemaakt van struisvogeleierschalen die sterk lijken op degene die 40.000 jaar geleden in Afrika voorkwamen.
Zoals te verwachten is, vond men op het Afrikaanse continent de oudste kralen terug. Op de archeologische site van de Blombos-grot in Zuid-Afrika werden kleine slakkenhuizen met minuscule gaatjes erin gevonden, die naar schatting zo’n 75.000 jaar oud zijn. In 2004 meldde de Amerikaanse National Science Foundation over deze vondst:
Geperforeerde schelpen die men vond in de Blombos-grot in Zuid-Afrika lijken ongeveer 75.000 jaar geleden als kralen geregen, waardoor ze 30.000 jaar ouder zijn dan alle eerder geïdentificeerde persoonlijke ornamenten. Archeologen die de site aan de kust van de Indische Oceaan opgraven, ontdekten 41 schelpen, allemaal met gaten en slijtplekken op gelijkaardige posities, in een laag van sediment achtergelaten tijdens het Midden-Stenen Tijdperk.
‘De kralen van de Blombos-grot bieden absoluut bewijs voor misschien wel de vroegste opslag van informatie buiten het menselijk brein’, zegt Christopher Henshilwood, programmadirecteur van het Blombos Cave Project en professor aan het Centrum voor Ontwikkelingsstudies van de Universiteit van Bergen in Noorwegen.
De schelpen, gevonden in clusters van tot wel 17 kralen, zijn afkomstig van een klein schelpdiertje, de Nassarius kraussianus, dat in estuaria leeft. Ze moeten vanuit de dichtstbijzijnde rivieren naar de grotlocatie zijn gebracht, 20 kilometer ten oosten of westen langs de kust. De schelpen lijken te zijn geselecteerd op grootte en zijn bewust doorboord, wat suggereert dat ze ter plaatse of voor het transport naar de grot tot kralen zijn gemaakt. Sporen van rode oker duiden erop dat ofwel de schelpsieraden zelf, ofwel de oppervlakken waartegen ze werden gedragen, bedekt waren met dit veelgebruikte ijzeroxide pigment.12
12 National Science Foundation, Shell Beads from South African Cave Show Modern Human Behavior 75,000 Years Ago.
Aangezien voedsel bederft, hebben mensen in een wereld zonder diepvriezers geen reden om meer voedsel te bewaren dan nodig is. Speren en vachten zijn ook moeilijk om mee te nemen. Vanaf een bepaalde hoeveelheid is een overschot aan speren en vachten dus beduidend minder waard. Deze voorwerpen met andere stamleden ruilen, is moeilijk omdat de ene kant precies moet hebben wat de andere kant wil. Maar het bezitten van gesneden en gepolijste schelpsieraden lost dit probleem op. Ze rotten niet en nemen niet veel plaats in, dus het is prima (en zelfs wenselijk) om er extra van te verzamelen wanneer de andere behoeften van mensen vervuld zijn. Ze zijn bijna universeel gewenst in een wereld met dat basisniveau van technologie. Zelfs als iemand ze niet graag draagt, zou hun partner, broer, zus of vriend ze misschien wel willen dragen. En ze weten dat leden van de meeste andere stammen ze appreciëren, wat toekomstige handelskansen mogelijk maakt.
Gesneden en gepolijste schelpsieraden maken was een zeer arbeidsintensief proces. De schelpen moesten eerst met de hand aan de kust worden verzameld. Daarna werden ze, afhankelijk van het type, versneden, gepolijst en doorboord met een boogboor, zodat er een draad doorheen kon worden gehaald en de kralen aan elkaar of aan een ander voorwerp bevestigd konden worden. Op die manier ontstond een nuttig en draagbaar ornament. Eenmaal vervaardigd gingen deze schelpsieraden lang mee en waren ze, in verhouding tot hun grootte en gewicht, bijzonder waardevol. Dat kwam door hun aantrekkelijke uiterlijk en de aanzienlijke hoeveelheid werk die in hun productie ging zitten. Wie overtollig voedsel inruilde voor schelpsieraden, of zijn vrije tijd besteedde aan het maken ervan, kon deze kralen vervolgens maanden- of jarenlang bewaren totdat er zich een gelegenheid voordeed om ze te ruilen voor iets wat hij of zij nodig had of graag wilde. Bovendien waren de kralen gemakkelijk mee te nemen en mooi om te dragen.
Met andere woorden, de schelpsieraden fungeerden als een verzamelbaar object dat de behoefte aan flexibel sociaal krediet kon vervangen. Ze namen de functie van een mondelinge administratie over, vooral in interacties met mensen die elkaar niet kenden of elkaar wellicht nooit meer zouden zien. Doordat schelpsieraden een universeel gewild en duurzaam goed vormden, kon iemand ermee handelen zelfs wanneer hij of zij niets concreets van de ander nodig had. Men vroeg simpelweg schelpen als ruilmiddel, om ze later te besteden aan iets wat men wel wilde hebben. Zo vertegenwoordigden deze kralen een draagbare, waardevaste ‘buffer’ voor de toekomst, in te wisselen tegen voedsel of andere hulpbronnen, zowel binnen de eigen gemeenschap als bij andere groepen. In tegenstelling tot bederfelijk voedsel, of tot omvangrijkere goederen als vachten en speren, boden deze kleine draagbare schelpen bovendien een efficiënte manier om tijd en middelen op te slaan voor later gebruik. Mensen droegen de kralen om hun polsen, hals, enkels of in hun haar, of gaven ze aan kinderen of partners. Zelfs een klein schelpensieraad was begeerlijk en vertegenwoordigde een grote hoeveelheid werk.
Omdat schelpsieraden een van de best verkoopbare goederen waren, kon elke streng schelpen fungeren als een ongespecificeerde toekomstige ‘gunst’. Iemand die veel kralen bezat door een overschot aan tijd en middelen te investeren in de productie ervan, of die ze geërfd had van een vorige generatie, kon deze later inzetten om dringende behoeften te vervullen. Een streng schelpsieraden bood een definitieve afrekening: de waarde ervan hing niet af van het geheugen van degene die eerder een dienst had ontvangen.
Los van hun intrinsieke schoonheid functioneerden schelpsieraden ook als statussymbool. Wie veel kralen droeg, beschikte over aanzienlijke rijkdom, zowel in letterlijke als in sociale zin. In een tribale samenleving wees een overvloed aan schelpsieraden aan riemen, armbanden, kettingen of zelfs ingenaaid in kleding op een verleden waarin deze persoon, of zijn naasten, veel waardevolle diensten hadden verricht. Het dragen van zo’n verzameling kralen straalde de boodschap uit dat zij langere tijd in overvloed hadden geleefd en dus een goede partij konden zijn om te leren kennen, respecteren of mee te paren. Ze lieten zien dat ze in staat waren geweest om welvaart op te bouwen en te bewaren.
In de eerdergenoemde studie, Wealth Transmission and Inequality Among Hunter-Gatherers, merkten de onderzoekers op dat roerende goederen in jager-verzamelaarsamenlevingen meestal individueel eigendom vormden, terwijl land er meer als gemeenschappelijk bezit optrad:
Roerende materiële eigendommen, zoals gereedschappen, kleding en waardevolle spullen, worden over het algemeen behandeld als individueel eigendom en worden vaak overgedragen aan nakomelingschap. In de meeste jager-verzamelaarsamenlevingen kunnen dergelijke bezittingen echter meestal worden gemaakt door elke volwassene van het juiste geslacht, of vrij gemakkelijk verkregen worden; uitzonderingen zijn dingen die een heel gespecialiseerde productie vereisen, of die verkregen zijn via beperkte handelscontacten, evenals rijkdom en prestige-artikelen in sommige sedentaire en minder egalitaire samenlevingen.13
13 Smith et al., Wealth Transmission, 21.
Het is opmerkelijk dat ‘voorwerpen die een zeer gespecialiseerde productie vereisen’ en ‘prestigieuze goederen’ worden geïdentificeerd als typen eigendommen die niet gemakkelijk verkrijgbaar zijn. Met andere woorden, er is een daadwerkelijke schaarste aan deze objecten. De onderzoekers kwamen tot de conclusie dat hoewel jager-verzamelaarsgemeenschappen in veel opzichten in gemeenschap leefden, ze niet noodzakelijk zo egalitair zijn als we ons misschien voorstellen.
Inderdaad, zoals uitgebreid beschreven in het inleidende artikel in dit forum door Bowles et al., duidt een =0,25 aan dat een kind dat geboren wordt in de top tien procent van rijkste mensen in de bevolking vijf keer meer kans heeft om in deze rijkste tien procent te blijven dan een kind wiens ouders in het laagste deciel waren. Zelfs een van 0,1 betekent dat een kind geboren in de hoogste rijkdomsdeciel twee keer zo waarschijnlijk daar zal blijven dan iemand die in het laagste deciel is geboren. Deze resultaten suggereren dat in jager-verzamelaarspopulaties, zelfs die met uitgebreide voedseluitwisseling en andere egaliserende manieren (Cashdan 1982), de nakomelingen van degenen die beter af zijn, geneigd zullen zijn om dat ook te blijven, en omgekeerd telt hetzelfde principe.14
14 Smith et al., Wealth Transmission, 31.
In tegenstelling tot wat bij een letterlijk kasboek het geval zou zijn, weet geen van de betrokken partijen precies hoe het volledige ‘kasboek’ van schelpsieraden eruitziet. Als jij en ik een transactie aangaan, kennen we geen van beiden het totale aantal schelpsieraden in ons gebied. Toch weten we welke eigenschappen ze hebben, hoe moeilijk ze te maken zijn en hoe vaak anderen ze dragen. Op basis daarvan schatten we hun zeldzaamheid in en bedenken we hoeveel we ervoor zouden willen ruilen.
Schelpkralen (of, in bredere zin, goederengeld) fungeren als een gedecentraliseerd, natuurlijk kasboek. Door schelpen in ruil voor iets waardevols aan iemand over te dragen, werken we de ‘stand’ in dit kasboek bij, en ons fysieke bezit van de kralen geeft de actuele status weer. Hoewel alle deelnemers ieder hun eigen stukje van dit kasboek beheren, is er niemand die de volledige status kent.
Wie beheert dit kasboek? Voor het grootste deel is het antwoord: ‘de natuur’. In de praktijk betekent dit dat geen persoon of groep het systeem naar eigen inzicht bestuurt. Het maken van schelpsieraden vereist namelijk het gebruik van energie en tijd (met de juiste materialen en technieken), waardoor valsspelen niet zo eenvoudig is. Aangezien kustbewoners hun vrije tijd rechtstreeks kunnen besteden aan het maken van schelpsieraden, terwijl bewoners van het binnenland hun overtollige hulpbronnen eerst ruilen tegen veelzijdige schelpsieraden, wordt de waarde van schelpen als maatstaf voor overtollige tijd en hulpmiddelen bepaald. Zo fungeren ze als opslagmedium voor ‘spaargeld’ en ‘waarde’ — vaak met tal van ceremoniële tradities rond het productieproces.
In extreme gevallen, of waar de technologische kloof groot is, ligt het beheer van het kasboek echter bij degene met de meest geavanceerde technologie. Dit goederengeldsysteem blijft werken zolang alle deelnemers min of meer dezelfde productieve mogelijkheden hebben (wat in grote delen van de wereld eeuwenlang het geval is geweest). Maar wanneer een zeer geavanceerde samenleving de oceaan oversteekt en ontdekt hoe schelpengeld hier wordt ingezet, kan ze wellicht meer kralen produceren per arbeidseenheid dan wie dan ook. Daarmee kunnen ze de waarde van schelpsieraden doen dalen door de markt te overspoelen. Zo krijgen ze toegang tot talloze middelen, terwijl het voor de inheemse stammen tijd kost om te beseffen dat deze nieuwe groep de productie erg snel kan opvoeren. Gaandeweg vermindert de zeldzaamheid van schelpsieraden, en daarmee hun waarde.
Zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien, is de geschiedenis van goederengeld nauw verbonden met technologische ontwikkeling. Bepaalde typen goederengeld bieden eeuwenlang een eerlijk kasboeksysteem, totdat de technologie zo ver gevorderd is dat één groep plots een oneerlijk voordeel krijgt. Hierdoor wordt iedere deelnemer tot aanpassing gedwongen, op straffe van verlies.