7 Protobankieren en het hawala-systeem
Banken zoals we ze tegenwoordig kennen, ontstonden in Italiaanse stadstaten aan het begin van de Renaissance, maar de geschiedenis van protobanken reikt al duizenden jaren terug en beslaat diverse regio’s wereldwijd. Bankieren, in de meest brede zin, omvat een reeks juridische en technologische lagen die mensen bovenop goederengeld hebben ontwikkeld.
De Codex van Hammurabi, een Babylonische wettekst van bijna vierduizend jaar oud, bevat bijvoorbeeld secties met wetgeving over leningen en deposito’s.1 Het Bijbelboek Deuteronomium staat toe dat er rente wordt berekend aan buitenlanders, maar niet aan mede-Israëlieten.2 Het oude Griekenland kende meer dan 2.500 jaar geleden een soort protobankiers, trapezieten genaamd, vernoemd naar de trapezetafels die zij gebruikten.3
1 Goetzmann, Money Changes Everything, 46-48.
2 Edward Chancellor, The Price of Time: The Real Story of Interest, 5-6, 17-20.
3 Goetzmann, Money Changes Everything, 82-83.
4 Ghislaine Lydon, Paper Instruments in Early African Economies and the Debated Role of the Suftaja.
Een opmerkelijke ontwikkeling in de geschiedenis van formeel krediet was de suftaja en zijn diverse voorlopers. De suftaja was een schuldbrief die, vanaf de achtste eeuw na Christus, door moslim- en joodse handelaren werd gebruikt in Noord-Afrika, het Midden-Oosten en langs de Zijderoute. Het bood een praktische oplossing omdat handelaren een manier nodig hadden om diefstal te voorkomen, de efficiëntie van geldtransport over lange afstanden te vergroten of om de overdracht van fondsen namens de handelaar aan een boodschapper te kunnen delegeren.4
Ghislaine Lydon, hoogleraar geschiedenis met specialisatie in Afrikaanse en Midden-Oosterse studies, heeft de geschiedenis van de suftaja beschreven in haar onderzoekspaper uit 2019, getiteld Paper Instruments in Early African Economies and the Debated Role of the Suftaja. Ze omschreef de suftaja daarin als volgt:
Als vorm van schuldcontract stelde de suftaja handelaren in ver van elkaar verwijderde markten in staat om geld over te maken binnen vastgestelde handelsnetwerken. De suftaja had in essentie twee doelen. Ten eerste was het een middel om betalingen te verzenden of schulden te vereffenen over lange afstanden, een functie vergelijkbaar met een bankoverschrijving. Ten tweede vergemakkelijkte het reizen, net als een reischeque, door de noodzaak weg te nemen om grote hoeveelheden contant geld mee te dragen.5
5 Lydon, Paper Instruments, paragraaf 21.
Ze gaf hiervan een voorbeeld:
Een handelaar is met een karavaan op zakenreis tussen Awdaghust en Sijilmasa. Om zijn kapitaal te beschermen, koopt hij in Awdaghust van Handelaar A – die een familielid en/of zakenpartner Handelaar B heeft in Sijilmasa – een suftaja in ruil voor een vergoeding. Handelaren A en B hebben een hechte vertrouwensrelatie opgebouwd, waardoor ze financiële en commerciële diensten over grote afstanden kunnen uitwisselen. De reiziger stort zijn kapitaal bij Handelaar A in het bijzijn van getuigen, betaalt een vergoeding en ontvangt in ruil daarvoor een suftaja. Dit document, vaak in de vorm van een brief, instrueert Handelaar B om aan de reiziger exact het gestorte kapitaal uit te betalen. Bij aankomst op de bestemming wisselt de reiziger de cheque in. Betalingen over grote afstand verliepen op dezelfde manier, door een brief met betalingsinstructies via een boodschapper te versturen, waarna Handelaar B het bedrag aan een derde partij uitbetaalde. Een suftajabetaling door Handelaar B kon (een deel van) een bestaande schuld aan Handelaar A vereffenen. Vanuit een ander oogpunt – zoals vaak genoemd door de juridische geleerden hieronder – verleent de reizende handelaar of degene die een internationale betaling wil doen, een ‘lening’ aan Handelaar A, die elders door diens handelspartner Handelaar B wordt terugbetaald of uitbetaald, hetzij aan een reiziger of aan een vierde partij. Omdat Handelaren A en B regelmatig met elkaar zaken doen en in contact staan, worden hun financiële saldi bij dergelijke bilaterale transacties continu verrekend.6
6 Lydon, Paper Instruments, paragraaf 22.
Op basis van de beschikbare literatuur dateert Lydon het woord suftaja terug tot de 8e eeuw, toen het op deze manier werd gebruikt door islamitische en joodse handelaars in het Midden-Oosten en in delen van Afrika. Ze noemt ook talloze voorbeelden van schuldcontracten op papyrus uit het oude Egypte, die minstens teruggaan tot de 3e eeuw voor Christus en waarschijnlijk de voorlopers waren van deze specifieke werkwijze. Daarnaast verwijst ze naar een document uit de 4e eeuw na Christus dat werd gebruikt als transferdocument langs de Zijderoute tussen Oezbekistan en China. Ook is er veel literatuur over de ontwikkeling van de hundi in middeleeuws India, de term die daar werd gebruikt voor een wisselbrief.
Wat betreft de gangbare geldwaarde in de suftaja, wijst Lydon op edelmetalen:
De dinar was de meest gebruikte internationale rekeneenheid onder middeleeuwse moslims en speelde een prominente rol in suftajas. Dinars kenden specifieke productie- en handelsspecificaties, waaronder varianten uit de Maghreb en Bagdad, en waren gekoppeld aan de lokale goudprijzen.7
7 Lydon, Paper Instruments, paragraaf 29.
Wisselbrieven op papyrus (en later op papier) groeiden in de loop van de tijd uit tot een vorm van protobankieren, die bekendstaat als het Hawala-systeem. Dat systeem gaat meer dan 1.200 jaar terug, tot de vroege Indiase en Arabische handelaren. Hoewel het ongeveer dezelfde tijdsperioden en geografische route volgt als de islam – van Afrika aan de ene kant, via delen van Europa en het Midden-Oosten, tot aan India aan de andere kant – werd (en wordt) het systeem zowel door moslims als niet-moslims gebruikt.
Hawala is een gedecentraliseerd netwerk van gespecialiseerde geldhandelaars, hawaladars genoemd, dat draait op vertrouwen en reputatie. Het systeem bestaat nog steeds en maakt tegenwoordig gebruik van moderne technologie, zoals e-mails en telefoongesprekken. Per jaar verwerkt het systeem honderden miljarden dollars.
Het werkt vandaag de dag als volgt: Persoon A gaat naar een hawaladar (Hawaladar A), overhandigt hem geld en een wachtwoord, en geeft aan dat dit geld moet worden uitbetaald aan Persoon B. Vervolgens deelt Persoon A dat wachtwoord met Persoon B (via e-mail of een andere vorm van communicatie). Hawaladar A neemt contact op met een hawaladar in het land waar Persoon B woont (Hawaladar B) en geeft hem het wachtwoord (ook via e-mail of een ander communicatiemiddel). Uiteindelijk kan Persoon B naar Hawaladar B gaan, het wachtwoord geven en daar het geld ontvangen. De hawaladars rekenen een kleine vergoeding voor deze service. Persoon A heeft op deze manier internationaal geld overgemaakt naar Persoon B, zonder dat er feitelijk geld over de grens is gegaan en zonder een formele bank te gebruiken. De hawaladars hebben eenvoudigweg hun onderlinge kasboeken bijgewerkt. Hawaladar A staat nu in het krijt bij Hawaladar B, iets dat later kan worden vereffend. Deze hawaladars kennen en vertrouwen elkaar goed, of ze gebruiken bekende tussenpersonen, waardoor ze op grote afstand krediet bij elkaar kunnen aanhouden — iets wat ondenkbaar is voor partijen die elkaar niet vertrouwen.
Vroeger verliep de communicatie fysiek. Een handelaar gaf een andere handelaar een wachtwoord of speciaal beschreven briefje als onderdeel van een ruil van fysieke goederen, om te voorkomen dat hij grote hoeveelheden munten hoefde mee te dragen. Hawaladars konden ook zelf meereizen of het wachtwoord via een netwerk van kortere reizen laten doorgeven naar de eindbestemming. Tegenwoordig gaat ditzelfde proces via internet.
Binnen dit systeem hoeven Persoon A en Persoon B elkaar niet te vertrouwen, alleen hun hawaladars. De hawaladars moeten elkaar óók vertrouwen. Specifiek moet Hawaladar B erop vertrouwen dat Hawaladar A zijn betalingsverplichtingen kan nakomen, omdat Hawaladar B geld heeft uitbetaald aan Persoon B en hiervoor later gecompenseerd moet worden door Hawaladar A. De reden dat dit op vertrouwen gebaseerde systeem standhoudt, is dat hawaladars beroepshandelaren zijn die overleven dankzij hun reputatie. Wie een geldige transactie niet correct afwikkelt, wordt niet langer door collega-hawaladars vertrouwd en verdwijnt uit het netwerk.
Hawaladars kunnen geld over grote afstanden veiliger en efficiënter met elkaar afhandelen dan gewone particulieren dat kunnen, mede dankzij het grote volume aan transacties dat ze onderling verrekenen. Stel dat Hawaladar A voor Persoon A een wisselbrief van tien goudstukken verstuurt en zo tien goudstukken verschuldigd raakt aan Hawaladar B, die dat bedrag heeft uitbetaald aan Persoon B. Als een week later Persoon C zes goudstukken wil sturen naar Persoon D via Hawaladar A, gaat deze transactie eerst naar Hawaladar B. In dat geval hoeft A nu nog maar vier goudstukken aan B te betalen (de tien min zes), omdat de bedragen tegen elkaar worden weggestreept. Ze kunnen op jaarbasis vele van zulke heen-en-weertransacties uitvoeren en die aan het eind van het jaar via een veilige, finaliserende afhandeling vereffenen. Ditzelfde principe kan uiteraard worden toegepast met dollars, roepies of andere munteenheden.
Dit systeem stelt gebruikers in staat om over grote afstanden betalingen te doen, zonder dat er voortdurend grote sommen geld hoeven te worden verplaatst. Samen vormen de hawaladars een gedecentraliseerd, op kanalen gebaseerd betalingssysteem, dat toegankelijk is voor alle gebruikers die bij hun lokale hawaladar aankloppen. Er is geen ‘hoofdhawaladar’ die het gehele netwerkkasboek bijhoudt. In plaats daarvan houdt iedere individuele hawaladar zorgvuldig de boeken van zijn eigen kanalen met andere hawaladars bij. Daarnaast beschermen zij hun reputatie in de regio, zodat elke hawaladar bij veel andere hawaladars bekendstaat als betrouwbaar.
In de 21e eeuw wordt het Hawala-systeem hoofdzakelijk gebruikt voor internationale transacties met fiatgeld. Het omzeilt het formele banksysteem – inclusief internationale grensrestricties – en voorziet mensen zonder bankrekening van diverse bankachtige diensten. Zo kan een Indiase arbeidsmigrant in de Verenigde Arabische Emiraten een deel van zijn salaris naar familie in India sturen via het Hawala-systeem.
In sommige landen wordt het Hawala-systeem vandaag de dag ontmoedigd of zelfs verboden, omdat het een manier biedt om anoniem en over grenzen heen geld te verplaatsen. Ook wordt het in bepaalde contexten gelinkt aan terrorisme – al bestaat het systeem zelf al sinds de middeleeuwen – omdat terroristen elk beschikbaar middel zullen aangrijpen. In andere landen, zoals de Verenigde Arabische Emiraten, is het systeem toegestaan en gereguleerd, waardoor het fungeert als een belangrijk knooppunt voor de moderne versie van dit netwerk.
Voor historici is het lastig de precieze etymologie en de exacte volgorde van gebeurtenissen rond specifieke woorden of technologieën te ontrafelen, vooral bij papieren vormen van ruilhandel. Een van de redenen voor dit gebrek aan duidelijkheid is dat middeleeuwse moslimgeleerden het gebruik van suftajas of het bredere Hawala-systeem vaak ontmoedigden – vanwege schuld en arbitrage – hoewel het vooral in hun regio’s veel werd toegepast. Daardoor bleef het systeem vaak buiten de officiële documentatie. In een paper uit 2007 met een uitgebreide lijst citaties, getiteld Misplaced Blame: Islam, Terrorism and the Origins of Hawala,8 citeert Edwina Thompson Richard Grasshoff met betrekking tot de relatie tussen hawala en suftaja:
8 Edwina Thomson, Misplaced Blame: Islam, Terrorism and the Origins of Hawala.
Grasshoff toont aan dat Hawala verwijst naar het wettelijke concept van schuldoverdracht en niet naar een concrete toepassing, terwijl de term suftaja juist verwijst naar een wisselbrief als een van de mogelijke commerciële instrumenten die gebaseerd zijn op Hawala. […] Technisch gezien zou kunnen worden gesteld dat klanten opereren op het niveau van de suftaja, terwijl handelaren een op Hawala gebaseerd systeem hanteren.9
9 Thomson, Origins of Hawala, 294.
Uiteindelijk zorgden economische en militaire contacten tussen moslims en christenen voor de verspreiding van dit soort monetaire technologieën, en aanverwante vormen, naar Europa. In een rapport van de Federal Reserve Bank of Atlanta, getiteld The Evolution of the Check as a Means of Payment: A Historical Survey, beschrijven Stephen Quinn en William Roberds hoe deze betaaltechnologie zich verspreidde:
Het lijkt erop dat cheques in het eerste millennium wijdverbreid waren in het oostelijke Middellandse Zeegebied en tegen de tiende eeuw ook in de islamitische wereld (Ashtor 1972). In Europa daarentegen waren de monetaire systemen destijds hoogst primitief. Betrouwbare munten waren schaars, er waren geen banken, laat staan cheques (Usher 1934; Spufford 1988).
Tijdens de kruistochten kwamen Europeanen steeds vaker in contact met de moslimwereld en begonnen ze – met de nodige aanpassingen – de bank- en geldsystemen over te nemen die ze ontmoetten in het oostelijke Middellandse Zeegebied. Rond de dertiende eeuw ontstonden er in handelssteden als Barcelona, Florence, Genua en Venetië rudimentaire banken. Die dienden hoofdzakelijk om betalingen tussen lokale handelaren te faciliteren, niet om krediet te verschaffen.10
10 Stephen Quinn en William Roberds, The Evolution of the Check as a Means of Payment: A Historical Survey, 2.
In dit verband lijken de Tempeliers, een katholieke orde van krijgsmonniken uit de 12e eeuw, deze methoden te hebben overgenomen. De Tempeliers, gevestigd in Jeruzalem, runden een uitgebreid netwerk dat de kruistochten van christenen tegen moslims ondersteunde. Europese edelen die van plan waren op reis te gaan en te strijden in de kruistochten, konden hun waardevolle bezittingen bij de Tempeliers in Europa in bewaring geven. Zij kregen dan een gespecialiseerde nota, die ze vervolgens in Jeruzalem bij een andere groep Tempeliers konden inwisselen tegen een gelijkwaardig bedrag.11
11 History.com Editors, Knights Templar, History.com, 13 juli 2017.
Nu dit hoofdstuk ten einde loopt, rest de vraag: wie beheert het kasboek? Het antwoord, voor zover het op deze systemen slaat, is dat de hawaladars (en diverse handelaren, Tempeliers en andere op kanalen gebaseerde protobanken) het kasboek beheren. Gebruikers van het netwerk moeten erop vertrouwen dat hun individuele hawaladar correct handelt, en alle hawaladars moeten elkaar vertrouwen.