4 De evolutie van goederen als geld
Zoals in het vorige hoofdstuk is aangetoond, hebben mensen in kleine familie- en vriendenkringen geen geld nodig. Ze regelen hun onderlinge zaken vaak via een informeel mondeling kasboekje, waarin wordt bijgehouden wie de groep meerwaarde biedt en wie niet. In zulke kleine groepen lossen mensen op natuurlijke wijze ‘het probleem van ruilhandel’ op, vaak door flexibele sociale kredieten nog voordat het probleem zich daadwerkelijk voordoet.
Groepen die regelmatig handel drijven met andere, ongerelateerde groepen of die landbouw ontwikkelen en daardoor grotere, stabielere populaties vormen dan de typische stamgrootte, zullen onvermijdelijk een vorm van geld gaan gebruiken. Dit biedt hen een meer liquide, deelbare, draagbare en algemeen geaccepteerde rekeneenheid voor het opslaan en uitwisselen van waarde met mensen die ze niet persoonlijk kennen. Naast sociale kredietsystemen vertrouwen ze ook op de ‘kasboeken van de natuur’, zodat ze het ‘samenvallen van behoeften’ omzeilen en het succes van hun handel vergroten.
Voor buitenstaanders lijkt het gebruik van verzamelbaar protogeld soms vreemd, vooral omdat het maken ervan veel arbeid kost. Waarom zou iemand zoveel tijd besteden aan het vervaardigen van bijvoorbeeld schelpsieraden? Is dat geen verspilling van middelen in een survivalomgeving van jager-verzamelaars, waar elk hulpmiddel waardevol is en meer dan een derde van de kinderen niet eens de volwassenheid bereikt? Het antwoord is dat dit werk in tijden van overvloed een slimme investering kan zijn en zich ruimschoots terugverdient. Een standaard ruil- en waardeopslagmiddel maakt andere economische transacties immers veel efficiënter.
Naarmate een economie complexer wordt, stijgt het aantal mogelijke ruiltransacties voor verschillende goederen en diensten. Stel dat een samenleving vijf verschillende producten maakt; dan zijn er tien unieke handelsparen. Bij twintig producten zijn dat er 190, en bij honderd producten zelfs 4.950. Ruilhandel tussen willekeurige goederen wordt dan enorm inefficiënt, behalve voor de meest basale behoeften.
Wanneer het aantal complexe of vertrouwensarme interacties toeneemt en flexibel sociaal krediet niet langer voldoet, is het logisch dat een samenleving een standaardrekeneenheid of een vorm van geld ontwikkelt. Dit geld vervult in elke ruiltransactie de rol van tegenpartij.
Uit de beschikbare activa in een samenleving worden meestal een of twee goederen geselecteerd die het meest schaars, deelbaar, duurzaam, draagbaar en liquide zijn. Deze goederen komen bovendrijven als geld. Denk aan een appelboerin die hulp nodig heeft van een smid, een veeboer en een timmerman, en daarnaast medicijnen wil kopen voor haar kinderen bij een arts. Ze kan onmogelijk telkens mensen vinden die op dat moment precies haar appels willen ruilen tegen deze uiteenlopende diensten en producten. Een uitgebreid ruilhandelssysteem zoals bij buren is hier niet praktisch. Daarom verkoopt ze haar seizoensgebonden en bederfelijke appels voor een duurzame, algemeen geaccepteerde spaareenheid, waarmee ze die diensten en producten later kan aanschaffen.
In 1776 beschreef Adam Smith in The Wealth of Nations hoe geld ontstaat als oplossing voor de problemen van ruilhandel. Krediettheoretici plaatsen vraagtekens bij zijn voorbeeld en de volgorde van gebeurtenissen rond ruilhandel in het algemeen. Deze bezwaren, en het bredere debat daarover, worden uitgebreid behandeld in Hoofdstuk 4 van dit boek. De Oostenrijkse economische denkrichting, opgericht door Carl Menger in de late 19e eeuw en verder ontwikkeld door onder anderen Ludwig von Mises en Friedrich Hayek, heeft na Smith vooral de nadruk gelegd op goederengeld.
Volgens deze benadering moet geld deelbaar, draagbaar, duurzaam, fungibel, verifieerbaar en schaars zijn, en het heeft vaak ook enige intrinsieke nuttigheid. Allerlei soorten geld kunnen aan deze kenmerken worden getoetst:
- Deelbaar: het moet in kleinere eenheden kunnen worden opgesplitst die geschikt zijn voor uiteenlopende aankopen.
- Draagbaar: het moet eenvoudig te verplaatsen zijn en veel waarde moeten bevatten in weinig gewicht.
- Duurzaam: het moet gemakkelijk gedurende lange tijd kunnen worden opgeslagen zonder kwaliteitsverlies.
- Fungibel: elke eenheid is inwisselbaar voor een andere eenheid van hetzelfde geld.
- Verifieerbaar: de verkoper van goederen of diensten moet snel kunnen controleren of het geld echt is en geen vervalsing.
- Schaars: de totale beschikbare hoeveelheid mag niet snel toenemen.
- Nuttig: het goed heeft in veel gevallen ook een andere, op zichzelf wenselijke toepassing, bijvoorbeeld een nuttige of esthetische.
Al deze eigenschappen samen maken geld het ‘meest verhandelbare goed’ in een samenleving. Het is universeel in de zin dat iedereen het wil hebben of inziet dat het eenvoudig ruilbaar is tegen iets wat hij of zij wél wil. Carl Menger betoogt in On the Origin of Money dat ideaal geld waarde over zowel ruimte als tijd kan transporteren. Dit houdt in dat het efficiënt over afstanden kan worden verplaatst en ook kan worden bewaard voor toekomstige aankopen.1 Bovendien is liquiditeit een essentieel onderdeel van verhandelbaarheid: iemand moet relatief grote hoeveelheden van dit geld kunnen kopen of verkopen zonder al te veel waarde te verliezen door forse prijsverschillen of een gebrek aan handelsvolume. Liquiditeit is in zekere zin een graadmeter voor de mate van acceptatie: hoe breder iets wordt geaccepteerd, hoe groter de liquiditeit.
1 Carl Menger, On the Origin of Money.
Schaarste speelt vaak de beslissende rol bij de keuze tussen twee concurrerende vormen van goederengeld. Maar het draait niet alleen om zeldzaamheid: als iets té zeldzaam is, verliest het juist liquiditeit, omdat bijna niemand ermee kan handelen. Een cruciaal begrip is de zogeheten stock-to-flow-ratio. Die ratio meet de hoeveelheden bestaande voorraad van een bepaald goed in een regio of wereldwijd (stock), gedeeld door de hoeveelheid nieuw aanbod die in een jaar kan worden geproduceerd (flow).
Goudontginners voegen elk jaar ongeveer 1,5% aan nieuwe goudvoorraad toe aan de geschatte bovengrondse wereldvoorraad van goud.2 Een kenmerk van goud is bovendien dat het niet wordt verbruikt, in tegenstelling tot de meeste andere goederen: de voorraad wordt telkens opnieuw omgesmolten of in een andere vorm opgeslagen.
2 Nuno Palma, The Real Effects of Monetary Expansions: Evidence from a Large-Scale Historical Experiment; Saifedean Ammous, The Bitcoin Standard: The Decentralized Alternative to Central Banking, 28-29.
3 Ammous, The Bitcoin Standard, 27-28.
Goud vergaat of roest niet zoals de meeste materialen en is moeilijk af te breken. Chemisch gezien is het inert en vormt het nauwelijks verbindingen. Je kunt het eindeloos omsmelten, of oplossen in bepaalde zuren en daarna weer filteren. Het kan zich verspreiden, maar uiteindelijk niet vergaan zoals andere materialen. Daardoor kan het altijd weer worden teruggewonnen. Behalve kleine beetjes die in elektronische circuits verloren zijn gegaan of scheepswrakken op de zeebodem, is het meeste ooit gedolven goud nog altijd in menselijk bezit, en zelfs de verloren voorraden zouden kunnen worden geborgen als de prijs hoog genoeg is. Er wordt wel gezegd dat goud praktisch onverwoestbaar is.3
Doordat goud onafgebroken wordt gewonnen en er vrijwel geen verlies optreedt van reeds gedolven goud, ligt de stock-to-flow ratio rond 100/1,5, wat een gemiddelde van 67 oplevert. Dit is de hoogste stock-to-flow ratio van alle goederen. Volgens schattingen van de World Gold Council heeft de wereldvoorraad gezamenlijk 67 jaar aan gemiddelde jaarproductie in handen. De groeisnelheid van die voorraad varieerde de afgelopen eeuw tussen 1 en 2%. Dat is een opvallend kleine marge.4 Zelfs in de jaren zeventig, toen de goudprijs sterk steeg ten opzichte van de dollar, beïnvloedde dit de jaarlijkse procentuele uitbreiding van de bestaande voorraden nauwelijks. Tot dat moment waren de enige perioden waarin de verfijnde goudvoorraad duidelijk sneller toenam, de tijden waarin industriële samenlevingen nieuwe, relatief gemakkelijk te winnen goudafzettingen ontdekten op andere continenten of nieuwe methoden ontwikkelden om eerder economisch onrendabele afzettingen alsnog winstgevend te maken.
4 World Gold Council, Above-Ground Stock.
Zodra een goed een monetaire premie bovenop de onderliggende gebruikswaarde krijgt, worden marktspelers sterk gestimuleerd om meer van dat goed te produceren. Alleen goederen die bestand zijn tegen een toename in aanbod, in verhouding tot de totale bestaande voorraad, kunnen deze druk weerstaan. Daarom worden ze in de hele wereld erkend en geaccepteerd als geld.
Tegelijkertijd is een middel dat zo zeldzaam is dat bijna niemand het bezit, mogelijk waardevol door zijn nuttige toepassingen, maar nauwelijks bruikbaar als geld. Het is niet voldoende liquide en wordt slechts door weinigen geaccepteerd, wat leidt tot hoge aan- en verkoopkosten. Sommige chemische elementen, zoals rhodium, zijn zeldzamer dan goud, maar hebben een lage stock-to-flow ratio omdat ze door de industrie even snel worden verbruikt als gedolven. Een rhodiumstaaf of munt kan als niche-object of waardeopslag dienstdoen, maar is niet geschikt als algemeen betaalmiddel. Hetzelfde geldt voor meteorieten of andere uiterst zeldzame voorwerpen. Vanaf 2022 zijn er in de Verenigde Staten in totaal 1.878 meteorieten gevonden, en elders in de wereld tienduizenden.5 Dat maakt meteorieten weliswaar zeldzame en kostbare verzamelobjecten, maar geen goed geld. Rhodiumstaven of meteorieten bieden simpelweg te weinig liquiditeit en deelbaarheid om als geld te dienen.
5 Randy Korotev, Meteorite Numbers in the United States, Canada, and Mexico, Washington University in St. Louis.
Een blijvend hoge stock-to-flow ratio blijkt de meest geschikte manier om de schaarste van iets dat als geld kan functioneren te meten. Deze ratio, in combinatie met andere eerdergenoemde kenmerken, is belangrijker dan alleen absolute zeldzaamheid. Een middel met een hoge stock-to-flow ratio is lastig te produceren, maar wordt toch in substantiële hoeveelheden vervaardigd, verspreid en bewaard, doordat het ofwel heel traag of helemaal niet wordt geconsumeerd. Deze zeldzame mix van eigenschappen stelt iets in staat om dienst te doen als geld, in plaats van alleen als verzamelobject.
Vroeger fungeerden diverse voorwerpen als geld, zoals stenen, kralen, veren, schelpen, zout, vachten, stoffen, suiker, kokosnoten, vee, koper, zilver en goud. Elk van deze mogelijkheden had andere scores voor de eerdergenoemde geldfuncties en kende sterke en zwakke kanten. Vaak werden er minstens twee soorten geld tegelijk gebruikt, omdat geen enkel afzonderlijk goed aan alle eisen voldeed.
Zout is deelbaar, duurzaam, verifieerbaar, fungibel en nuttig. Toch heeft het per volume- of gewichtseenheid niet zoveel waarde en is het ook niet erg schaars. Daarom scoort het laag op draagbaarheid en schaarste. De term ‘salaris’ is afgeleid van het Latijnse ‘salarium’, wat duidt op beloning in de vorm van zout.
Goud presteert op vrijwel alle kenmerken het sterkst en heeft veruit de hoogste stock-to-flow ratio. De enige zwakte ten opzichte van sommige andere goederen is dat goud minder goed deelbaar is. Zelfs een kleine gouden munt vertegenwoordigt al meer waarde dan veel alledaagse aankopen en omvat een grote hoeveelheid arbeid. Daarmee is goud de koning onder de goederen. Als sieraad is het feitelijk een technologische vervolgontwikkeling op schelpsieraden. De meest gangbare toepassing is het gebruiken van goud als zichtbaar en draagbaar symbool van welvaart, onafhankelijk van cultuur. Het is een goed dat je makkelijk kunt meenemen en inzetten om jouw sociale status te tonen.
Gedurende een groot deel van de menselijke geschiedenis was zilver het meest gebruikte geld. Voor bijna alle monetaire eigenschappen, na goud, scoorde zilver het beste. Het had ook de op één na hoogste stock-to-flow ratio. Op het gebied van deelbaarheid overtreft zilver goud omdat kleine zilveren munten bij uitstek geschikt zijn voor dagelijkse betalingen. Daardoor wordt zilver ook wel de koningin onder de goederen genoemd — net als bij schaken vormt de koning de kern, terwijl de koningin het meest wendbare stuk is.
Hierdoor gebruikten vermogende mensen goud doorgaans voor langetermijnopslag en als methode om rijkdom te tonen. Zij rekenden er ook grotere aankopen mee af. Zilver was juist een meer tactisch geld: het werd gebruikt als waardeopslag en algemeen betaalmiddel voor de meeste werkende mensen. Zo ontstonden in veel regio’s systemen waarin twee metalen fungeerden als geld, ondanks de uitdagingen die meervoudig geldgebruik met zich meebrengt, vooral vanwege de beperkte deelbaarheid van goud.
Hoe komt het dat goud en zilver alle andere goederengeldvormen hebben overvleugeld en tot in onze tijd als bruikbaar geld aanwezig zijn? Dit heeft alles te maken met hun vermogen om hoge stock-to-flow ratio’s te handhaven, zelfs in het licht van menselijke technologische vooruitgang en een aanzienlijke monetaire premie. Ze bleven op lange termijn schaars en waren naast duurzaam ook draagbaar, deelbaar, opnieuw te vormen én universeel aanvaard en aangehouden.
De koopkracht van een monetair goed bestaat uit twee componenten: de gebruikswaarde en de monetaire premie die bovenop die gebruikswaarde komt. De gebruikswaarde is de waarde die het goed ontleend aan het daadwerkelijke gebruik van het goed, bijvoorbeeld bij consumptie of productie. De monetaire premie is de extra waarde omdat talloze mensen het goed aanhouden als spaarmiddel, met name als er geen geschikt alternatief voorhanden is. Een monetair goed verschilt van een ander goed doordat men het niet uitsluitend voor het uiteindelijke doel gebruikt, maar ook bewaart in de wetenschap dat het op een later moment moeiteloos is te verkopen. De waarde van niet-monetaire goederen, zoals olie, wordt overwegend ontleend aan hun gebruikswaarde en productievoorraad, en slechts weinig mensen houden olie op grote schaal vast. De belangrijkste monetaire goederen, zoals goud, trekken echter brede vraag vanwege bezit door personen die het niet gebruiken in de traditionele zin, wat de algehele marktwaarde flink opdrijft. Mensen bewaren bijvoorbeeld een gouden munt niet vanwege een specifiek industrieel nut, maar omdat goud veelzijdig is, zijn waarde behoudt en over de hele wereld makkelijk te verhandelen is.
De monetaire premie – de extra waarde bovenop het praktische nut – is een sterke permanente prikkel voor mensen om steeds meer van zo’n product te vervaardigen. Alleen de goederen met de hoogste stock-to-flow ratio, dus de grootste schaarste, kunnen die prikkel op de lange termijn weerstaan. Andere activa, zoals woningen aan het water of kunstwerken, kunnen ook een monetaire premie hebben, omdat ze vaker als investering worden gehouden dan voor hun direct nut. Daar staat tegenover dat niet-monetaire activa niet dezelfde mate van draagbaarheid, liquiditeit, fungibiliteit en deelbaarheid bieden als goud of andere vormen van geld.
Sommige mensen zien geld als een gedeelde illusie: volgens hen kan elk object dienen als geld zolang iedereen er maar in gelooft. Paperclips zouden bijvoorbeeld kunnen fungeren als geld als we dat met z’n allen afspreken. Dat lijkt misschien logisch, maar heeft een zwakke basis. Kan de voorraad van dat ‘geld’ namelijk snel worden uitgebreid, dan kan ook ieders spaargeld in snel tempo minder waard worden. Bovendien stimuleert de monetaire premie mensen om snel extra productie te realiseren als dat mogelijk is. Als er niet goed wordt nagedacht over de keuze van het nationale geld, kan een individu die illusie doorprikken en zelf met een enorme hoeveelheid extra ‘geld’ komen. Buitenstaanders uit een andere economie zouden zich hierop kunnen storten, die ‘collectieve illusie’ benutten en in korte tijd veel waarde weghalen. Alleen de meest schaars te produceren geldvormen zijn bestand tegen dit probleem en blijven daarom duurzaam in gebruik.
Schelpengeld is daarin een goed voorbeeld: het functioneerde in diverse regio’s duizenden jaren, maar werd uiteindelijk onbruikbaar door de industrialisering. Ook pels, vee, zout, tabak en andere vormen van geld hebben historische waarde als betaalmiddel, maar raakten gaandeweg achterhaald. Ze vervulden hun rol totdat de technologische vooruitgang hen overbodig maakte. In de volgende paragrafen zien we hiervan verschillende voorbeelden.
4.1 Schelpen
Zoals eerder vermeld, werden schelpen in delen van Amerika, Afrika en Azië langdurig gebruikt. In sommige gebieden hadden ze vooral een ceremoniële betekenis, terwijl ze in andere regio’s juist dienden om te betalen en te handelen.
De wampum-variant, bekend aan de oostkust van Noord-Amerika, had onder de stammen die het gebruikten voornamelijk een ceremoniële waarde. Toch integreerden kolonisten uit New England wampum al in de vroege 17e eeuw in hun eigen geldsysteem. Soms gold er een vaste wisselkoers, waarbij een bepaald aantal schelpen gelijkstond aan de Europese munten.6 Paarse wampum was schaarser en daardoor twee keer zo waardevol als witte wampum.
6 Claire Priest, Currency Policy and Legal Development in Colonial New England, The Yale Law Journal, 1324-1326; Glyn Davies, A History of Money: From Ancient Times to the Present Day, 40-41.
7 Kristin Beuscher, From Pasack to the Plains, Northern Valley Press, 21 mei 2019.
Op den duur verdwenen de wetten rond vaste wisselkoersen en kreeg wampum een marktwaarde. In 1812 richtte John Campbell in New Jersey de Campbell Wampum-molen op. Door moderne boortechnieken kon men nu sneller en op grotere schaal wampum-kralen produceren.7 John Jacob Astor van de American Fur Company kocht deze industrieel vervaardigde wampum om vachten te ruilen bij inheemse volkeren in Canada. Op de langere termijn werd schelpengeld, in al zijn varianten, uiteindelijk ingehaald door de industriële productiecapaciteit. Metalen gereedschappen en andere vormen van technologie maakten dat schelpengeld minder geschikt werd als waardeopslag. Toch blijven bepaalde vormen van wampum behouden voor plechtigheden en symbolische doeleinden, vooral om cultureel erfgoed levend te houden.
4.2 Tabak
Vanaf de vroege 17e eeuw gebruikten Virginia, Maryland en North Carolina tabak als betaalmiddel. Dit was zelfs officieel erkend. Al snel ontstonden er problemen, vergelijkbaar met de industrialisatie van wampumschelpen.
Omdat tabak een monetaire premie kreeg bovenop zijn gebruikswaarde, was er een sterke prikkel om meer tabak te verbouwen en zo die extra waarde te bemachtigen. Tabak bleek echter niet schaars genoeg om die premie te behouden.8 De enorme toename van het tabaksaanbod zorgde namelijk voor een flinke prijsinflatie van goederen en diensten in verhouding tot tabak. De koloniale regeringen probeerden dit overschot te reguleren door tabaksproductie te beperken tot bepaalde bevolkingsgroepen, waardoor kunstmatige schaarste ontstond.9 Met andere woorden, alleen door de overheid aangewezen telers mochten nieuwe ‘tabaksgeld’-eenheden maken. Deze strategie was allesbehalve perfect en bleek op de lange termijn niet vol te houden.
8 Milton Friedman, Understanding Inflation, 3:01-5:28.
9 Ron Mitchener, Money in the American Colonies, EH.net.
10 Sharon Ann Murphy, Other People’s Money: How Banking Worked in the Early American Republic.
Een tweede probleem was dat tabak niet volledig fungibel is. Er bestaan immers verschillende kwaliteiten tabak, die niet allemaal dezelfde waarde vertegenwoordigen. Als een vaste wisselkoers werd aangehouden, loonde het om de beste tabak internationaal te verkopen en de mindere kwaliteit als betaalmiddel in te zetten. Daarom kwamen er magazijnen waarin de tabak werd beoordeeld en wettig opgeslagen, wat leidde tot gestandaardiseerde papieren vorderingen op tabak. Zo ontstond als het ware een ‘tabaksstandaard’, maar de houder van een ontvangstbewijs liep niet alleen het risico dat de tabakswaarde met de tijd daalde, maar ook dat de uitgever van die bewijsstukken niet kon leveren.10
Kortom, bij tabak bleef de verleiding groot om de productie op te schroeven. Goud heeft standgehouden tegen deze druk, maar tabak niet. In de begindagen van de zuidelijke koloniën kon tabak als geldsoort nog voor voldoende liquiditeit zorgen, maar naarmate de samenleving groeide en ontwikkelde, bleek deze vorm van geld steeds minder houdbaar. De overheid probeerde de levensduur van dit systeem nog te verlengen, maar uiteindelijk werd het volledig afgeschaft.11
11 Farley Grubb, Colonial Virginia’s Paper Money, 1755–1774; Barry Eichengreen, Exorbitant Privilege: The Rise and Fall of the Dollar and the Future of the International Monetary System, 9-11.
4.3 Cacao
Cacaobonen dienden lang als betaalmiddel in delen van Meso-Amerika. De Azteken, Maya’s en andere volkeren gebruikten cacaobonen zowel als betaalmiddel als voor cultusdoeleinden. Ze werden bijvoorbeeld gebruikt om er medicinale drank van te maken.12 Deze cacaodrank werd steeds populairder bij Europese edellieden naarmate de ‘Nieuwe Wereld’ bekender werd. Maar in de loop van de tijd is cacao steeds breder beschikbaar geworden. De industriële verwerking van chocolade en de wereldwijde handel in cacao hebben de schaarste ondermijnd die het voorheen tot een bruikbaar betaalmiddel maakte.13
12 Stefania Moramarco en Loreto Nemi, Nutritional and Health Effects of Chocolate, 134-135.
13 Ingrid Fromm, From Small Chocolatiers to Multinationals to Sustainable Sourcing: A Historic Review of the Swiss Chocolate Industry, 73.
14 Dudley Easby, Early Metallurgy in the New World, 77.
Net als veel pre-industriële samenlevingen maakten deze beschavingen gebruik van flexibele sociale krediet- en ruilsystemen. Ze gebruikten één of twee zeer verhandelbare goederen als middel om de handel te bevorderen. Schaarse en liquide goederen hebben de neiging om als geld te fungeren in situaties waar krediet niet voldoende is. De Azteken kenden ook koperen munten, die waren vormgegeven als decoratieve schoffels of stompe bijlen. Duizenden cacaobonen konden worden geruild voor zo’n koperen munt wanneer iemand grotere transacties wilde uitvoeren of liquide rijkdom voor een langere periode wilde opslaan in een compacte en draagbare vorm.14
Toen de Europeanen in Amerika arriveerden, gebruikten de lokale beschavingen cacao en koper als geld. Maar net als op andere plekken in de wereld werd dit gebruik uiteindelijk vervangen door schaarser geld.
4.4 Rai-stenen
Op het eiland Yap, in de Zuidelijke Stille Oceaan, gebruikten de bewoners enorme stenen als geld. Deze rai-stenen, ook wel fei-stenen genoemd, zijn ronde schijven met een gat in het midden en zijn in verschillende maten verkrijgbaar. Ze variëren van een paar centimeter tot meer dan drie meter in diameter. Ook zijn er veel stenen van minstens een meter breed, die meer dan honderd kilo wegen. De grootste exemplaren zijn zelfs meer dan drie meter breed en wegen meer dan een ton.15
15 Milton Friedman, Monetary Mischief, 3-7.
16 William Luther en Alexander Salter, Synthesizing State and Spontaneous Order Theories of Money.
Het is opmerkelijk dat zowel Oostenrijkse economen als MMT-economen (Moderne Monetaire Theorie) dit voorbeeld aanhalen. Dit is interessant omdat deze twee stromingen heel verschillende opvattingen hebben over wat geld is. Oostenrijkse economen zien geld doorgaans als een handelswaar, terwijl chartalisten – en MMT-economen in hun huidige vorm – geld beschouwen als een openbaar kasboek.16 Deze standpunten kunnen met elkaar in overeenstemming worden gebracht door te begrijpen dat goederengeld fungeert als een kasboek, waarbij de natuur optreedt als de beheerder van dat kasboek. Deze verzoening wordt verder besproken in Hoofdstuk 4.
Wat de rai-stenen uniek maakte, was dat ze vervaardigd waren uit een bijzonder soort kalksteen dat op het eiland zelf niet te vinden was. De inwoners van Yap reisden 400 kilometer naar het nabijgelegen eiland Palau om daar de kalksteen te winnen en deze vervolgens terug naar Yap te brengen.
Ze zonden een groot team naar dat verre eiland om de rotsen uit te hakken in gigantische platen en deze op houten boten terug te brengen. Stel je voor dat je een steen van enkele tonnen over 400 kilometer open oceaan vervoert op een houten boot. Gedurende de jaren stierven sommige mensen tijdens dit proces. Het vergde een enorme hoeveelheid tijd, inspanning en heeft ook veel gevaar met zich meegebracht.
Zodra de grote exemplaren waren omgevormd tot rai-stenen op Yap, werden ze niet meer verplaatst. Het eiland is klein en alle stenen werden gecatalogiseerd via mondelinge traditie. Een eigenaar kon zijn steen ruilen voor andere waardevolle goederen of diensten. In plaats van de steen fysiek te verplaatsen, kondigde de gemeenschap aan dat iemand anders voortaan de eigenaar was van de steen.17 In die zin fungeerden de rai-stenen als een echt kasboek, en ze verschillen eigenlijk niet veel van ons huidige monetaire systeem. Het kasboek registreert wie wat bezit, en dit specifieke systeem werd mondeling bijgehouden. Dat kan natuurlijk alleen goed functioneren in een kleine gemeenschap.
17 Friedman, Monetary Mischief, 4.
Tegen de tijd dat Europeanen dit documenteerden, waren er duizenden rai-stenen op Yap. Deze stenen vertegenwoordigden generaties van delven, transport en bewerking. Rai-stenen hadden hierdoor een hoge stock-to-flow ratio, wat een van de belangrijkste redenen was dat ze als geld konden worden gebruikt.
In de late jaren 1800 kwam een Ier, David O’Keefe, toevallig op het eiland en begreep hij het concept van de rai-stenen. Met zijn geavanceerdere technologie kon hij eenvoudig steen uit Palau halen en deze naar Yap transporteren om rai-stenen te maken. Hierdoor werd hij de rijkste man van het eiland. Hij kon de lokale bevolking voor zich laten werken en ruilde met hen verschillende goederen. In een artikel voor Smithsonian Magazine, geschreven door Mike Dash, wordt dit als volgt samengevat:
Toen de Ier Yap beter leerde kennen, ontdekte hij dat er slechts één soort handelswaar was die de lokale bevolking begeerde: het ‘stenen geld’ waar het eiland om bekendstond. Dit geld werd gebruikt bij bijna alle transacties van hoge waarde op Yap. De munten waren gedolven uit aragoniet, een speciaal soort kalksteen dat glinstert in het licht. Het was waardevol omdat het niet op het eiland te vinden was. O’Keefe’s genialiteit lag in het besef dat hij, door de stenen voor zijn nieuwe vrienden te importeren, deze kon ruilen voor arbeid op de kokosplantages van Yap. De Yapezen hadden weinig interesse in hard werken voor de artikelen van de handelaar, die elders in de Stille Oceaan gangbare valuta waren. Zoals een bezoeker het verwoordde: ‘Als al het voedsel, de drank en de kleding direct beschikbaar zijn, is er geen ruilhandel en geen schuld.’ Maar voor stenen geld waren ze bereid om als bezetenen te werken.18
18 Mike Dash, David O’Keefe: The King of Hard Currency, Smithsonian Magazine, 28 juli 2011.
In wezen zorgde betere technologie ervoor dat de stabiliteit van de stock-to-flow ratio van de rai-stenen werd doorbroken, omdat deze het aanbod van stenen drastisch verhoogde. Buitenlanders zoals O’Keefe, die beschikten over geavanceerdere technologie, konden de stenen voortdurend naar het eiland brengen. Hierdoor werden ze de rijkste mensen op het eiland, verhoogden ze het aanbod en verminderde de economische waarde van de stenen in de loop der tijd.
De lokale bevolking was echter slim en vond uiteindelijk een manier om dit proces te beperken. Ze gingen oudere stenen meer waarderen, omdat deze bewijsbaar tientallen of zelfs honderden jaren geleden met de hand waren gedolven en daarmee zeldzaam bleven. Dit is vergelijkbaar met het feit dat nieuwe kunstwerken de waarde van Vincent van Gogh niet aantasten. Ondanks de voortdurende productie van nieuw werk, zal Van Gogh nooit meer nieuwe schilderijen maken. Hierdoor stijgt de prijs van zijn schilderijen eerder dan dat deze door de nieuwe aanvoer van andere kunstenaars afneemt. Desondanks was het duidelijk dat rai-stenen niet langer een goed monetair systeem vormden.
De situatie werd minder rooskleurig. Dit wordt verder toegelicht in het artikel van Dash voor het Smithsonian artikel:
Na de dood van O’Keefe en met de Duitsers die zich op het eiland vestigden, begonnen de zaken voor de Yapezen na 1901 slecht te verlopen. De nieuwe heersers dwongen de eilandbewoners om een kanaal door de archipel te graven. Toen de Yapezen weigerden, namen de Duitsers hun stenen geld in beslag. Ze ontsierden de munten met zwart geverfde kruisen en vertelden hun onderdanen dat ze deze alleen konden terugkrijgen door hard te werken. Het ergste was dat de Duitsers een wet invoerden die de Yapezen verbood meer dan 400 kilometer van hun eiland te reizen. Dit maakte het onmogelijk om fei te halen, hoewel de munteenheid nog steeds in gebruik bleef, zelfs nadat de eilanden door de Japanners in beslag waren genomen en later door de Verenigde Staten in 1945 bezet werden.19
19 Dash, O’Keefe.
Veel stenen werden door de Japanse indringers tijdens de Tweede Wereldoorlog meegenomen en gebruikt als geïmproviseerde ankers of bouwmaterialen. Dit leidde tot een afname van het aantal stenen op het eiland.
Rai-stenen waren een opmerkelijke vorm van geld in hun tijd, hoewel ze behalve hun decoratieve waarde verder geen praktisch nut hadden. Ze fungeerden vooral als een middel om rijkdom te tonen en vast te leggen, en niet veel meer dan dat. In feite waren ze een van de vroegste voorbeelden van een formeel openbaar register, omdat veel van de stenen op hun plaats bleven en alleen mondelinge verslagen – of later, fysieke markeringen door de Duitsers – aangaven wiens eigendom ze waren.
4.5 Veren
In allerlei culturen hebben mensen veren ingezet als geldachtige objecten. Vooral veren van majesteitelijke vogels, zoals adelaars en papegaaien, werden hooggewaardeerd vanwege hun felheid of grootte.
Soms hadden deze veren een ceremoniële betekenis. Denk aan adelaarsveren in hoofdtooien van stamoudsten. In andere gevallen werden ze informeel verzameld en geruild als decoratieve curiositeit.20 Een nadeel van veren is dat ze kwetsbaar zijn en na verloop van tijd gemakkelijk beschadigen.
20 David Jones, Native North American Armor, Shields, and Fortification, 41.
Op de Salomonseilanden vervaardigden ambachtslui het zogeheten veergeld door rode veren van honderden kleine scharlaken dwerghoningeters te verwerken in riemen, samen met hars en andere materialen. Deze riemen waren relatief duurzaam en dienden als een unieke vorm van veergeld. Toch waren ze geografisch en cultureel zeer beperkt wat betreft bruikbaarheid en verhandelbaarheid.
4.6 Afrikaanse kralen
Ruilkralen werden eeuwenlang toegepast als betaal- en ruilmiddel in delen van West-Afrika, minstens sinds de 14e eeuw. Diverse zeldzame materialen zoals koraal, barnsteen en glas dienden als grondstof voor deze kralen. Venetiaanse glazen kralen vonden geleidelijk aan hun weg naar West-Afrika via handelsroutes. De Marokkaanse ontdekkingsreiziger Ibn Battuta beschreef in de 14e eeuw hoe reizigers en handelaren de Sahara overstaken met kralen als betaalmiddel.21 Emil Sandstedt verwijst in zijn boek Money Dethroned: A Historical Journey naar Ibn Battuta en diens observaties van geldpraktijken in West-Afrika:
21 Emil Sandstedt, Money Dethroned: A Historical Journey, 43.
Een reiziger in dit land neemt geen proviand mee – simpel voedsel of kruiden – en ook geen goud of zilver. Hij neemt enkel stukjes zout en glazen sieraden mee, die de mensen kralen noemen, en enkele aromatische goederen.22
22 Emil Sandstedt, Money Dethroned: A Historical Journey, 43.
In deze pastorale samenlevingen, waarin mensen veel op reis waren, konden sierlijke kralen gemakkelijk worden meegevoerd. Hun stock-to-flow-ratio bleef hoog omdat ze weinig versleten en weinig bijgemaakt konden worden met de lokale technieken.
Met de komst van Europese zeevaarders veranderde dit plots. Europeanen hadden zelf glasblaastechnologie, waarmee ze in korte tijd grote hoeveelheden prachtige kralen konden produceren. Ze ruilden deze voor een scala aan goederen en zelfs mensen, in de vorm van slavenhandel.23
23 Emil Sandstedt, Tales of Soft Money — The Trail of Beads, Medium, 26 mei 2019.
24 Laure Dussubieux et al., European Trade in Malawi: The Glass Bead Evidence.
Zo werd de schijnbare schaarste van de kralen ondermijnd, en leden lokale samenlevingen grote verliezen. Zij bleven waardevolle bezittingen ruilen – variërend van landbouwproducten tot menselijke levens – voor kralen die in Europa in overvloed konden worden gemaakt.24 Dit liet zien hoe catastrofaal het kan zijn om voor het ‘verkeerde’ geld te kiezen.
Voor de Europeanen was het niet zo eenvoudig om deze truc uit te voeren, omdat de voorkeuren van de Afrikanen voor bepaalde soorten kralen in de loop van de tijd veranderden. Verschillende stammen hebben namelijk verschillende voorkeuren. Dit doet denken aan de rai-stenen. Toen er door industriële technologie nieuwe rai-stenen sneller beschikbaar kwamen, begonnen de mensen op Yap de oude stenen meer te waarderen dan de nieuwe. In dit geval leken de smaken van de West-Afrikanen te variëren op basis van esthetiek en schaarste. Daarnaast wees deze praktijk erop dat deze vorm van geld een lagere fungibiliteit had. Dit maakte het minder betrouwbaar als ruilmiddel. Net als de rai-stenen konden de handelskralen hun hoge stock-to-flow ratio uiteindelijk niet behouden door technologische vooruitgang, waardoor ze uiteindelijk als betaalmiddel werden verdrongen.
4.7 Japans invasiegeld
Hoewel het niet per se als goederengeld werd beschouwd, gebruikte het keizerlijk Japan zwak geld om schaarse goederen en diensten te verkrijgen uit de regio’s waar ze macht uitoefenden.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen het keizerlijk Japan verschillende regio’s in Azië binnenviel, veroverden ze de harde valuta van de lokale bevolking. In ruil daarvoor gaven ze een speciale papieren valuta uit, dat bekend stond als ‘invasiegeld’.25 De veroverde volkeren werden gedwongen om deze munteenheid te gebruiken en erin te sparen, terwijl die geen onderliggende waarde of schaarste had en uiteindelijk al zijn waarde verloor. Met deze aanpak confisqueerde Japan het spaargeld van haar onderdanen. Tegelijkertijd zorgde ze ervoor dat er een tijdelijke rekeneenheid beschikbaar bleef in die regio’s, zodat economische transacties mogelijk bleven.
25 Dazmin Daud, A Study on Two Variaties of $100 Malaya Japanese Invasion Money (Pick #M8A), 43.
In mindere mate – zoals ik later in dit boek zal beschrijven – gebeurt dit helaas ook vandaag de dag in veel ontwikkelingslanden. Mensen sparen voortdurend in hun lokale fiatvaluta, waarvan de koopkracht ongeveer elke generatie dramatisch afneemt. Hierdoor verdwijnt hun spaargeld naar de machthebbers en de rijke klasse.
4.8 Graan
In het oude Babylon was de zilveren sjekel een belangrijke munteenheid, maar ook graan werd vaak als betaalmiddel gebruikt. Graan vormde de voedselbasis voor de regio, werd vaak gebruikt om daglonen te betalen en fungeerde vaak als rekeneenheid voor andere transacties.26
26 Goetzmann, Money Changes Everything, 59-69.
De Codex van Hammurabi, die bijna vierduizend jaar oud is, stelde graan vast als wettig betaalmiddel.
Als een herbergierster geen graan als betaling voor drank accepteert op basis van het bruto gewicht, maar geld aanneemt, en de prijs van de drank is lager dan die van het graan, dan zal zij schuldig worden bevonden en in het water worden geworpen.
Als een herbergierster 60 ka bier op krediet verkoopt, ontvangt ze bij de oogst 50 ka graan als terugbetaling.
Als een man geen vordering in graan of geld heeft tegenover een andere man, maar toch betaling afdwingt, moet hij voor elke inbeslagname één derde mana zilver betalen.
Als een man een vordering in graan of geld op een ander heeft en hem in zijn huis gevangen zet; als de gevangene een natuurlijke dood sterft, betreft de schuldeiser geen schuld.27
27 Hammurabi, The Code of Hammurabi, King of Babylon, 37-39.
Het is lastig om landbouwproducten als geld te gebruiken, omdat de geldvoorraad gedurende het jaar flink varieert. Tijdens het oogstseizoen komt er veel nieuw graangeld bij, maar naarmate het jaar vordert, neemt dit geld af omdat mensen het gebruiken voor de productie van brood en bier. Boeren vertrouwden vaak op schulden om hun betalingen te voldoen. Ze gebruikten hun oogst, mits deze succesvol was, om de schulden aan hun schuldeisers af te lossen die ze in de niet-oogstseizoenen hadden opgebouwd.
In veel samenlevingen, zoals deze, konden mislukte oogsten bijvoorbeeld financiële ondergang voor de boer betekenen. De boer en zijn gezinsleden konden dan schuldenaars of zelfs schuldslaven worden. Verschillende koningen vergeven periodiek schulden of legden beperkingen op aan schuldeisers. Dit gebeurde bijvoorbeeld door de schuldenaars te verontschuldigen voor bepaalde omstandigheden of door het aantal te verrichten diensten voor het aflossen van schulden te beperken.
Als een man een schuld heeft en een storm zijn veld overspoelt waardoor de oogst verloren gaat, of als er door een gebrek aan water geen graan is gegroeid, dan hoeft hij dat jaar geen graan aan de schuldeiser terug te geven. Hij moet zijn contract aanpassen en hoeft dat jaar geen rente te betalen.
Als een man in de schulden zit en hij zijn vrouw, zoon of dochter verkoopt of hen overdraagt voor een bepaalde dienstverlening, dan moeten ze drie jaar werken voor hun koper of meester. Vanaf het vierde jaar zijn zij weer vrij.28
28 Hammurabi, Code of Hammurabi, 27, 41.
Babylon biedt een van de vroegste voorbeelden van afgewogen maten, vaste valuta, geschreven kredietcontracten en formeel erkende betaalmiddelen. Koningen bepaalden de basisregels en grepen in wanneer het systeem structureel uit balans raakte. Tempels fungeerden als administratieve centra voor deze formele handel.
4.9 Videogame-geld
MMO-games (massively multiplayer online) vormen onbedoeld fascinerende economische experimenten. Ze scheppen eigen spelregels en infrastructuren, wat resulteert in unieke micro-economieën. Een bekend voorbeeld hiervan is de opkomst van een monetair goed in het online spel Diablo II. Dit populaire multiplayer-actiefantasiespel werd in 2000 uitgebracht en heeft miljoenen exemplaren verkocht (ook aan mij, als tiener). Verschillende mensen hebben door de jaren heen de speleconomie geanalyseerd, maar het was Gigi, de auteur van 21 Lessons,29 die het onderwerp in 2022 opnieuw onder mijn aandacht bracht.30
29 Gigi, 21 Lessons: What I’ve Learned from Falling Down the Bitcoin Rabbit Hole.
30 Gigi, Bitcoin is Digital Scarcity, DerGigi.com, 2 oktober 2022. Zie ook Solomon Stein, The Origins of Money in Diablo II.
Diablo II had een in-game valuta die, zoals je in een fantasiewereld zou verwachten, goud werd genoemd. Toch was goud zo geprogrammeerd dat het niet de meest waardevolle vorm van geld in het spel bleek te zijn. Ten eerste was goud in de latere stadia van het spel in overvloed aanwezig, terwijl je personage een limiet had aan de hoeveelheid goud die het kon dragen. Ten tweede, wanneer je personage stierf, verloor je een deel van je goud, maar al je andere items kon je wel terugkrijgen. Door deze beperkingen kozen spelers er vaak voor om hun rijkdom in waardevolle items op te slaan.
Bovendien, omdat het een multiplayer spel was met veel zeldzame items en manieren om betere items te maken van minder waardevolle, wilden spelers natuurlijk met elkaar ruilen. In het spel waren er druïden, barbaren, paladijnen, tovenaressen en verschillende andere klassen. Binnen deze klassen konden spelers hun personages op diverse manieren aanpassen, met meerdere mogelijkheden voor vaardigheidsontwikkeling en uitrusting. Dit zorgde ervoor dat sommige zeldzame voorwerpen voor de ene speler waardevol waren, terwijl ze voor een andere speler minder nuttig waren. Hierdoor ontstond er een levendige handelseconomie.
Voor succesvolle ruilhandel moet er worden voldaan aan het concept van het dubbele samenvallen van behoeften. Wanneer een barbaar en een tovenares elkaar ontmoeten om items te ruilen, is de kans groot dat de handel niet slaagt. Misschien is de barbaar op zoek naar een krachtige bijl, terwijl de tovenares een magische staf wil. Van de honderden items in het spel, wat is de kans dat ze precies datgene hebben dat de ander nodig heeft?
Om aan deze behoefte te voldoen, ontstond er al snel een alternatieve vorm van valuta onder de spelers, naast het in-game goud. Sommige items waren van nature beter geschikt als geld vanwege hun eigenschappen. Spelers hadden een limiet aan het aantal items dat ze konden dragen, en grotere items namen meer ruimte in beslag. Daarom moest een monetair item waardevol zijn in verhouding tot de plek die het innam. Daarnaast moest het item praktisch universeel aantrekkelijk zijn; het kon geen niche-item zijn dat alleen door barbaren kon worden gebruikt, maar het moest iets zijn dat door de meeste klassen gewaardeerd kon worden.
In de eerste jaren van het spel was er een zeldzame ring genaamd de Stone of Jordan (kortweg SoJ), die al snel de algemeen aanvaarde munteenheid van Diablo II werd. De SoJ verhoogde de mana en alle vaardigheden van de speler die de ring droeg. Dit maakte de ring waardevol voor iedereen, maar vooral voor de verschillende tovenaarsklassen, voor wie mana een bijzonder belangrijke hulpbron was. Of de SoJ nu de beste uitrusting voor een specifiek personage was of niet, vrijwel elk personage kon er wel iets mee. Voor sommige personages was het zelfs een must om de ring te dragen. Naast hun gebruik kreeg de SoJ echter ook een monetaire waarde. Veel spelers verzamelden ze als een soort van spaargeld en gebruikten ze als een zeer gewild ruilmiddel. De ring nam maar weinig ruimte in binnen het draagvermogen van een personage, wat zorgde voor een hoge waardedichtheid. Zeldzame wapens en uitrusting werden vaak uitgedrukt in SoJs. Zo kon een zeldzaam magisch zwaard bijvoorbeeld acht SoJs waard zijn, terwijl een zeldzame magische boog vijf SoJs zou kosten.
Daardoor kon een tovenares tijdens haar avonturen enkele zeldzame voorwerpen verzamelen en deze aan andere spelers verkopen voor SoJs, die ze vervolgens bewaarde. Als ze op een dag een barbaar tegen zou komen die toevallig de zeldzame magische staf had die ze zocht, kon ze haar SoJs inruilen voor die staf. De barbaar zou op zijn beurt iemand kunnen vinden die de krachtige bijl bezat die hij wilde, en zijn SoJs daarvoor ruilen. Dit is veel makkelijker dan hopen dat iemand precies die specifieke magische staf wil ruilen voor die specifieke krachtige bijl.
SoJs kwamen op natuurlijke wijze naar voren als geld omdat ze de beste kenmerken van valuta hadden in vergelijking met andere items in het spel. De ontwikkelaars hadden geen specifiek plan gemaakt om deze items als geld te laten fungeren, en het is niet zo dat spelers op een dag samenkwamen en het zomaar als munteenheid verklaarden. Toen ze eenmaal als geld werden gebruikt, hadden SoJs een mate van liquiditeit die andere items niet hadden. Veel spelers bewaarden ze als een soort spaargeld en ze werden veelvuldig geaccepteerd voor ruilhandel, wat hun verkoopbaarheid groter maakte dan die van andere items. De meeste spelers konden geen complexe economische theorieën zoals The Wealth of Nations aanhalen om hun redenering te onderbouwen. Ze begrepen eenvoudigweg intuïtief dat het hebben van in-game geld handig was om het probleem van ruilhandel in een wereld zonder krediet op te lossen. Zeldzame, kleine en veelzijdige items waren daar perfect voor.
Het enige nadeel van SoJs was dat ze zeer waardevol waren, maar moeilijk deelbaar. Daarom werden er ook perfect skulls gebruikt als minder waardevolle munteenheid. Deze skulls waren klein en veelzijdig, maar niet zo zeldzaam. Vijf perfect skulls konden geruild worden voor één SoJ, terwijl een wisselend aantal SoJs kon worden ingewisseld voor verschillende legendarische magische wapens en uitrustingen. Kortom: SoJs fungeerden als bankbiljetten voor grote aankopen, terwijl perfect skulls dienden als munten voor kleine aankopen of als wisselgeld.
Uiteindelijk ontdekten spelers bugs (onbedoelde fouten) in het spel die hen in staat stelden om SoJs te dupliceren. Hierdoor begonnen SoJs de markt te overspoelen, waardoor de waarde ervan daalde. De spelontwikkelaars probeerden de bugs te identificeren en gedupliceerde items te verwijderen. Toen spelers het spel opnieuw opstarten, ontdekten ze dat een deel van hun SoJs verdwenen waren. Na dit voorval waren SoJs geen betrouwbare valuta meer, net zoals dat veel andere goederen als geld overbodig werden door technologische vooruitgang. De ‘technologie’ van oneerlijke duplicatie maakte van SoJs dus slecht geld.
Toen de uitbreiding van Diablo II uitkwam, introduceerden de spelontwikkelaars extra items, waaronder runes of inscripties, die aan verschillende uitrustingen konden worden toegevoegd om ze krachtiger te maken. Ze konden ook op specifieke manieren worden gecombineerd om geheel nieuwe uitrustingen te creëren. Inscripties waren klein, waardevol en veelzijdig. Er waren verschillende soorten met uiteenlopende zeldzaamheden, waardoor ze in de praktijk konden fungeren als biljetten van verschillende waarden. Vanaf dat moment kwamen inscripties vanzelfsprekend naar voren als in-game geld, dankzij hun hoge verhandelbaarheid.
Deze casus (en andere vergelijkbare gevallen) is eigenlijk een versnelde illustratie van hoe geld in een samenleving kan ontstaan. Dit gebeurt puur op basis van de eigenschappen die een middel verhandelbaar maken. Uiteindelijk kan dat geld overbodig worden naarmate de omstandigheden veranderen.